Slagtand - ivoor
Nina vd Broek BY-NC-SA

Een synthetisch alternatief

Jaarlijks worden duizenden olifanten geslacht om hun slagtanden. Ivoor is nog steeds erg in trek, de pijn die het dier heeft geleden en de sterfte die daarna volgt zijn niet terug te zien in de decoratieve beeldjes die huizen en heiligdommen sieren. Veel mensen realiseren zich niet wat ze eigenlijk in handen hebben. Eén ding is zeker: wie ivoor koopt levert een bijdrage aan het in stand houden van de gruwelijke slachtingen die dagelijks plaatsvinden op de Afrikaanse vlaktes.

De vraag naar ivoor, voornamelijk in China, stijgt nog steeds exponentieel door de groeiende welvaart. De illegale handelsroute die is gevormd zorgt ervoor dat het gestroopte materiaal uiteindelijk als eindproduct afgeleverd wordt bij de consument. De vraag is vooral afkomstig van de rijke middenklasse die ivoor, net als goud, als een goede langetermijninvestering ziet.
 Daarnaast draagt het materiaal een diepe en eeuwenoude waarde met zich mee, het is namelijk een van de belangrijkste elementen in de Chinese kunst en religie en het lijkt erop dat zonder ivoor deze Chinese kunstvorm zal uitsterven. Hoe zou je een nieuwe betekenis aan de vorming en afkomst van ivoor kunnen geven?

Wat ik als stagiaire in het Open Wetlab probeer te onderzoeken is een methode waarop we dergelijke materialen in vitro kunnen reproduceren, zodat we een alternatief kunnen bieden dat ivoor op de lange termijn zou kunnen vervangen. Om deze kunstversie te laten landen in de maatschappij is een open minded publiek nodig, want een omslag in het denken van mensen is hierbij cruciaal.

De mindset die we in de laatste decennia hebben gecreëerd is er een waarin we veronderstellen dat wanneer iets echt (of oorspronkelijk) is, dit meer waarde heeft. Maar wanneer is iets echt? Heeft dat betrekking tot de maker? Dat zou betekenen dat hetgeen de natuur schept als echt beschouwd wordt, maar de definitie van echt is veel breder dan dat. In de natuur zijn er talloze voorbeelden van na-apen en vermommen en een feit is dat ook wij steeds beter in staat zijn om de natuur na te bootsen.

Met nieuwe technologie en wetenschap kunnen we voortbouwen op natuurlijke patronen en een origineel object identiek reproduceren. Het gebied tussen echt en nep word dus steeds grijzer en dat is belangrijk om te beseffen, we moeten onze ideeën hierover opnieuw vormgeven. De waarde van ivoor komt in de religie voort uit de eigenschappen en schoonheid van het materiaal zelf en niet doordat het gecreëerd en rondgedragen is door een levend organisme.

De schoonheid van het materiaal lijkt zich boven het dier zelf te verheffen, dus de oorsprong zou ook kunnen verschuiven naar een laboratorium zonder dat het veel effect heeft op het eindproduct. Deze gedachte geldt net zo goed voor andere natuurlijke materialen als hoorn en schild. Als een alternatief, zoals de taguanoot bijvoorbeeld, de juiste ingrediënten heeft van het origineel, waarom kan het origineel hier dan geen plaats voor maken?

Daarnaast is men in China een meester in het namaken, iedere fabrikant laat zich voorstaan op het reproduceren van de meest complexe producten. Ook de nieuwe generatie beschouwd het verschil tussen nep en echt als veel minder problematisch. Ze kunnen het artificiële omarmen en de authenticiteit van deze kunst toch blijven waarderen. Als kunstenaar ligt er een uitdaging om in vitro materialen een nieuwe context te geven in onze perceptie van echt.

Een herintroductie van ivoor onder een nieuwe identiteit, die volkomen los staat van olifanten en juist de nadruk legt op andere productiemogelijkheden, zoals 3D-printen, lijkt me bijzonder interessant. Tenzij we te maken krijgen dat de synthetische versie van ivoor, hoorn of schild, de vraag naar de echte versie alleen maar in stand houdt. We zullen zien. Eerst maar eens experimenteren met allerlei materialen die we zelf kunnen maken, zoals plastics, kunstharsen of collageen, waar we sier- en gebruiksvoorwerpen van kunnen maken. Wellicht dat we daarna tot een ‘echte’ synthese kunnen komen.