Waag voor Oekraïne - Nani Jansen interview
Waag BY-NC-SA

Een ongemakkelijke waarheid over desinformatie en racisme

Waag staat achter Oekraïne. Op zaterdag 5 maart opende Waag (10:00-16:00 uur) haar deuren voor Oekraïne. Alle opbrengsten van deze dag zijn gedoneerd aan Giro 555 ten behoeve van de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne. 

Nani Jansen Reventlow is mensenrechtenadvocaat en keynote spreker tijdens de Staat van het Internet op donderdag 31 maart, live vanuit de OBA. Waag vroeg Reventlow over de situatie in Oekraïne en de rol die media en desinformatie spelen in de hybride oorlog.

Dag Nani, op wat voor manier ben jij momenteel bezig met rechtvaardige digitale informatievoorziening?

In 2017 heb ik het Digital Freedom Fund opgericht, dat zich bezighoudt met het ondersteunen van strategische rechtszaken op het gebied van mensenrechten in een digitale context. Eind vorig jaar heb ik het overgedragen aan een nieuwe directeur. Op dit moment ben ik bezig met het opzetten van een nieuwe organisatie die Systemic Justice heet. Die gaat zich bezighouden met strategisch procederen voor antiracisme en sociaal-economische gelijkheid.   

Er valt niet aan dit thema te ontkomen: wat was jouw eerste gevoel toen je hoorde over de oorlog in Oekraïne?

Het is voor mij heel moeilijk te plaatsen. In alle analyses die ik heb bekeken, kan niemand uitleggen wat nu het einddoel is achter deze move van Poetin. Op internationaal rechtsgebied is dit een illegale oorlog. Er is geen enkele rechtvaardigingsgrond die aangevoerd kan worden voor het binnenvallen van Oekraïne. Wat interessant is, is dat er ook geen enkele poging is gedaan om die te fabriceren.

Tijdens de Golfoorlog, wat ook een illegale invasie was, nam de Verenigde Staten in elk geval nog de moeite om een narratief te fabriceren rondom het binnenvallen door Irak van Koeweit, om te doen alsof ze zich aan het internationaal publiekrecht hielden. Hier wordt die moeite niet eens genomen. Het is best wel shockerend dat iemand zo letterlijk alle grenzen en alle afspraken in de internationale gemeenschap overschrijdt.

Dit gaat zo’n verschrikkelijke impact hebben op de inwoners in de regio. Niet alleen op inwoners van Oekraïne, maar ook in Rusland zelf. Mensen die niet hebben gekozen om zich met deze oorlog bezig te houden, worden ook de dupe van de opgelegde sancties.

Nani Jansen Reventlow at the African Court on Human Peoples’ Rights. Copyright: GIZ
Nani Jansen Reventlow bij de Afrikaanse rechtbank voor mensenrechten. Copyright: GIZ

Wat viel je het meeste op in de berichtgeving over Oekraïne?

Ik was de afgelopen dagen vooral geïrriteerd over de berichtgeving die rondom de vluchtelingenstroom op gang is gekomen. En over het gebrek daaraan wanneer het ging over racisme aan de grenzen van Oekraïne. Afgelopen zondag twitterde ik dat het belachelijk was dat het nieuws geen verslag deed over het terugsturen van de vluchtelingen. Toen antwoordde iemand dat het onderdeel was van een desinformatie-campagne. Vanuit verschillende bronnen kwam echter heel geloofwaardige informatie dat niet-witte vluchtelingen de grens niet overkwamen. Racisme aan de grens is gewoon waarheid. Een ongemakkelijke waarheid, dat wel.

Voor veel mensen is het lastig te bepalen wanneer iets desinformatie is of wanneer het uit een betrouwbare bron komt. Wat ik interessant vond aan het narratief van het wegsturen van niet-witte vluchtelingen, was hoe lastig mensen dat te geloven vonden in vergelijking met andere verhalen. Er wordt andere waarde gegeven aan informatie die vrijkomt, afhankelijk van wie het deelt en om wie het gaat. Niet voor niets is er de hashtag #believeblackwomen. 

Het is een echte media-oorlog. 

Ja. Dat is op zich niets nieuws. We weten allemaal wat voor rol media en propaganda heeft gespeeld in de Tweede Wereldoorlog en nagenoeg in elk conflict. Je ziet het overal, maar het is nu door sociale media heel zichtbaar voor een veel groter publiek en het verspreidt zich nu veel efficiënter dan bij het strooien van pamfletten uit een vliegtuig. Dat is het verschil. 

Heb je in je werk veel te maken gekregen met landen waar de vrijheid werd verstoord? 

In de tijd dat ik leiding gaf bij het Digital Freedom Fund, hebben we geen oorlog meegemaakt in Europa - de regio waar ons werk zich op richtte. Maar in het algemeen zie je bepaalde elementen altijd terugkomen in een oorlog: desinformatie-campagnes, online censuur en het onderbreken van internettoegang. Desinformatie-campagnes zijn vaak al lange tijd in de maak. We hebben al op veel plekken in de wereld gezien dat er trollenlegers worden ingezet die elkaars berichten versterken, zodat bepaalde boodschappen bij mensen steeds meer in hun blikveld komen. 

Het gaat er daarbij om dat er niet één iemand is die verkeerde informatie deelt, maar dat desinformatie heel snel en slim met elkaar gelinkt is. De accounts versterken elkaar en verspreiden dezelfde informatie, waardoor het lijkt alsof het geloofwaardig nieuws is. Deze tactieken bestaan al heel lang, en ze worden ook ingezet wanneer het niet oorlog is. Het blokkeren van internettoegang wordt bijvoorbeeld gebruikt in verkiezingstijd, wanneer het voor een regering handig uitkomt dat het voor mensen moeilijker wordt om met elkaar te communiceren en informatie op te zoeken. 

Hoe kunnen we hiertegen in opstand komen, of ervoor zorgen dat het minder gebeurt? Het is soms moeilijk om tussen alle trollenlegers te achterhalen wat de waarheid is en wie er verantwoordelijk is voor het verspreiden van desinformatie.

Er wordt op dit moment vrij snel gehandeld. Op platforms als Meta (Facebook, Instagram) en Twitter zijn al veel accounts gedeactiviteerd waarin aantoonbaar was dat ze Russische desinformatie verspreidden. Het was alleen goed geweest als de platforms ook zo snel hadden gehandeld ten tijde van bijvoorbeeld de situatie in Myanmar, waar desinformatie net zo goed werd verspreid. Toen werd er niet zo snel actie ondernomen. 

Voor een heel groot deel ligt de macht bij de tech-platforms. Zij kunnen praktisch iets doen tegen het verspreiden van desinformatie. Maar er is ook een rol voor ons als individuen en activisten weggelegd om te flaggen wat desinformatie is, zodat er opvolging aan gegeven kan worden. 

Wat vind je ervan dat zo’n groot deel van de macht bij de sociale media-platforms ligt?

Het is een symptoom van het ecosysteem. Het probleem is dat we een situatie hebben gecreëerd waarin veel macht en beslissingsbevoegdheid bij grote techbedrijven liggen, terwijl die een heel ander doel hebben dan het leveren van een fantastische publieke informatievoorziening. Namelijk: het maken van winst. Daar zitten enorme risico’s aan verbonden. 

De macht van de sociale mediaplatforms zelf springt door de oorlog in Oekraïne nu meer in het oog bij het grote publiek. Maar in feite wordt die macht de hele tijd uitgeoefend, op allerlei manieren, die veel groepen zwaar raken. Het uitoefenen van macht gebeurt ook op een zachte manier, bijvoorbeeld in de keuze of er content verwijderd, niet verwijderd en gepromoot wordt. Die keuzes zijn bovendien niet transparant. Daarnaast worden ze steeds vaker geautomatiseerd. 

Het vrijwaren van het internet is dus niet alleen in oorlogstijd van belang, maar ook in vredestijd. En ook in Nederland. Het onderwerp van De Staat van het Internet dit jaar is dat we het internet moeten rebooten. Waar liggen volgens jou de grootste uitdagingen?

Ik wil eerst stilstaan bij de positieve dingen die het internet ons gebracht heeft: het idee van connectiviteit, dat je eenvoudiger informatie met elkaar kunt uitwisselen, en dat het verschillende strijden met elkaar kan verbinden en versterken. We hebben de Arabische Lente als voorbeeld, maar ook de Black Lives Matter-beweging en End SARS in Nigeria. Dat mensen zich konden organiseren, kwam grotendeels door het internet. 

Maar er zijn ook veel keerzijden. Kan het internet echt werken als een 'marketplace of ideas', of wordt de connectie die mensen met elkaar kunnen maken, vercommercialiseerd? Tot nu toe wordt met elk model geld verdiend en zijn wij en onze data de handelswaar.

De keerzijde van organiseren, ook online, is leunstoel-activisme. Daarbij kun je vanuit je luie stoel met een paar Tweets actievoeren om de wereld te veranderen. Er is een groot verschil tussen dit soort online activisme en het doen van het echte, harde werk om blijvende verandering teweeg te brengen.

Wanneer je het tot slot hebt over de online publieke marktplaats en het vrij uitwisselen van ideeën en toegang tot informatie, dan is de vraag: wiens informatie? Bepaalde talen en wereldbeelden zijn totaal disproportioneel oververtegenwoordigd. Engels is bijvoorbeeld de grootste online voertaal, terwijl dat door het grootste deel van de wereldbevolking niet wordt gesproken. Daarnaast worden bepaalde groepen mensen uit het publieke debat gedrukt, wat te maken heeft met wat er al dan niet online blijft staan en gepromoot wordt. 

Kan je daar een voorbeeld van geven?

Gemarginaliseerde groepen delven over het algemeen het onderspit wanneer het aankomt op content-moderatie. Facebook heeft een VIP-programma waarbij anders wordt gekeken naar de uitingen van mensen die beroemd, rijk of machtig zijn. Dat is het programmeren van totale machtsongelijkheid en niemand heeft daarom gevraagd, maar Facebook kiest ervoor omdat ze meer geld verdienen met de posts van celebrity’s. 

Tegelijkertijd: wanneer mensen klagen over intimidatie dan wordt er heel langzaam mee omgegaan. Terwijl we allemaal weten dat iedereen die geen witte man is, daar disproportioneel veel geweld aan ondervindt. Dit creëert heel andere soorten publieke ruimten, afhankelijk van tot welke groep je behoort.

De Staat van het Internet 2022

Op donderdag 31 maart praten we in de Openbare Bibliotheek Amsterdam verder met Nani Jansen Reventlow. Zij geeft de lezing tijdens de Staat van het Internet 2022, met als thema: Operatie Opnieuw Opstarten.