Aan het begin van de oorlog in Oekraïne moet de NOS radeloos zijn geweest: er was geen correspondent ter plaatse en van de filmpjes en foto’s die op social media verschenen was het ingewikkeld om de betrouwbaarheid aan te tonen. Wat was echt en wat was nep? Maar met hulp van lezers kon de nieuwsredactie toch snel betekenis creëren. Op het Twitter-kanaal @nos_osint (OSINT staat voor: Open Source INTelligence) hielp het publiek in grote getalen bij de verificatie van foto’s en video’s. Het publiek liet zien dat zij een unieke en belangrijke rol in kennisvergaring en -verspreiding kan spelen.
In het project Thermo-staat vragen VPRO/HUMAN en Waag zich af hoe structurele samenwerkingen tussen publiek en journalistiek eruit zouden kunnen zien. We hebben daarbij een gedeelde ambitie: om samen met burgerwetenschappers in kaart te brengen wat de gevolgen van hittegolven voor woningen zijn, én om daarover samen met hen journalistieke producties te maken. Waarom hittegolven? Omdat Nederlandse zomers steeds warmer worden en hitte samenklontert boven steden: in een stad als Utrecht kan het al snel 8 graden warmer worden dan op het platteland. De meeste huizen zijn hier niet op gebouwd, met als gevolg dat de binnentemperatuur bij mensen als Levi soms ondraaglijk wordt.
Hoe deze ‘hittestress’ verdeeld is – tussen wijken, inkomens- en leeftijdsgroepen – is nu nog onbekend. De meeste data over opwarming gaat over de buitentemperatuur en niet over het binnenklimaat. Wie er aan het kortste eind trekken van de steeds warmere zomers kan alleen beantwoord worden met hulp van burgers zelf.
Met steun van NPO Innovatie hebben we de daarom de afgelopen maanden onderzocht hoe we het contact tussen burgerwetenschappers, journalisten en wetenschappers kunnen faciliteren (via een communityplatform), hoe we hittestress het beste kunnen meten en welke lessen we kunnen trekken uit bestaande samenwerkingen tussen burgers en journalistiek.
Burgergerichte journalistiek
Vormen van journalistiek waarin burgers niet alleen consumenten, maar ook producenten van nieuws zijn, laten zich vatten onder de noemer burgergerichte journalistiek. Journalisten nemen in deze praktijk de rol van curator of facilitator aan: zij begeleiden een publiek gesprek en leggen de grote lijnen bloot. Journalisten die een intensieve manier met het publiek samenwerken, doen dat volgens onderzoeken van Merel Borger (uit 2013) en Magda Konienczna (uit 2017) onder meer omdat ze daarmee het vertrouwen in de journalistiek willen vergroten, relevantere producties voor specifieke doelgroepen willen maken, gemarginaliseerde groepen een stem willen geven of omdat ze gebieden willen bereiken die voor regulieren journalisten onbereikbaar zijn.
Tegelijkertijd signaleren de onderzoekers dat veel journalisten een spanningsveld ervaren tussen participatieve aanpakken en ‘professionele’ journalistiek. Als er al gebruik wordt gemaakt van de input van burgers, wordt die vaak in afgeschermde, van ‘reguliere’ kanalen afgezonderde omgevingen ondergebracht. Het vergt moed van journalisten om burgers een gelijkwaardige plek te geven in het journalistieke proces, en burgers moeten vertrouwen hebben in het gezamenlijke doel om duurzaam aan journalistiek bij te dragen. Volgens communicatiewetenschapper Seong-Jae Min zijn waarden als transparantie en interactiviteit binnen de journalistiek minstens zo belangrijk geworden als de klassieke normen over objectiviteit en neutraliteit. Hij ziet het als een journalistieke taak om “de democratie te verdedigen, zonder een oplossing te kiezen”. Een manier om dat te doen, kan volgens Seong-Jae door journalisten als als curator het publieke gesprek tussen groepen in de samenleving en machthebbers te faciliteren.
Dat vereist een andere houding van de journalist, maar ook van het publiek. In een gezonde democratie zijn burgers geen passieve actoren, maar leden van een gemeenschap met invloed. Burgergerichte journalistiek hoort in die democratie thuis. Om een wederkerige, duurzame en gelijkwaardige relatie tussen publiek en journalistiek te bereiken, zijn volgens Merel Borger een aantal stappen van belang. Ten eerste moeten journalisten investeren in het bouwen van netwerken, zowel online als offline. Er moet daarnaast een toegankelijke ruimte voor discussie zijn, waarin tijd en ruimte is voor diverse stemmen en zienswijzen. Het is belangrijk dat het publiek eigenaarschap voelt – zowel over het onderzoek als over de data - en dat er een dynamiek is waarin het publiek de leiding kan nemen. En tot slot moeten journalisten de relatie met het publiek onderhouden, ook na een publicatie, en zouden zij het publiek moeten blijven voorzien van relevante informatie.
In de praktijk
Bij het ontwikkelen van Thermo-staat hebben we ons onder andere laten inspireren door het project Harlem Heat van WNYC. De New Yorkse wijk Harlem wordt gekenmerkt door hoge concentraties stenen, asfalt en beton in de openbare ruimte en door een gebrek aan groen. Daardoor warmt de openbare ruimte snel op bij hittegolven. Niet toevallig is Harlem ook een wijk waar relatief veel mensen van kleur en mensen met een lage sociaal-economische status wonen: hittestress is in New York dus niet alleen een gezondheidsprobleem, maar ook een probleem van sociale ongelijkheid. In Harlem Heat plaatsten bewoners warmtesensoren in hun huizen en gaven zij bovendien op het online platform ISeeChange aan hoe zij de hitte in hun huizen ervoeren. Dit leverde WNYC grote hoeveelheden kwantitatieve en kwalitatieve data op, waarmee zij de problemen van bewoners in het publieke debat konden adresseren. Op basis van de data werd bovendien, samen met de bewoners, naar praktische oplossingen voor hun specifieke problemen gezocht.
In Harlem Heat hadden de bewoners niet direct contact met journalisten, maar werden er ‘ambassadeurs’ ingezet om regelmatig de sensoren uit te lezen en met de burgerwetenschappers in gesprek te gaan. In het programma Trees van HUMAN en VPRO was de relatie tussen journalistiek en publiek een stuk nauwer. Door (doorgaans lange) audio-afleveringen of reportages op te splitsen in kleinere verhalen/updates, opende Trees het journalistieke proces en stelde zij het publiek in staat om deel te nemen aan het onderzoek. Trees paste een ‘agile’ (wendbare, in kantoorjargon) werkmethode toe op de journalistiek en bood volgers de kans om te helpen met het verkennen en onderzoeken van nieuwe onderwerpen. Een speciale Trees-app en een WhatsApp-kanaal faciliteerden dat proces. Daar werden gerichte vragen gesteld aan het publiek en leverden volgers via spraakberichten input voor redactievergaderingen.
Waar Trees een open ruimte was voor een breed publiek, werd in het Engelse onderzoeksproject Is Work Working? van Bureau Local een hele specifieke groep burgers aangesproken. ‘Is work working?’ is de open vraag die Bureau Local aan het begin van het project stelde aan de lezers van de Daily Mirror. Het publiek werd daarmee uitgenodigd om ideeën in te sturen voor verhalen over onzekere werkomstandigheden. Een aantal inzenders mocht die ideeën verder uitwerken in een ‘Ideas Lab’ en daar ontstond een coalitie van een freelance journalist en twee koeriers (voor een maaltijdbezorgdienst en een logistiek bedrijf) die uiteindelijk salaris, financiering en ondersteuning kregen bij hun onderzoeksproject. Het publiek leverde niet alleen informatie aan, maar werd onderdeel van de redactie en kreeg daarvoor zelfs betaald. In het project zijn salarisstroken van ruim 300 koeriers verzameld, iets dat volgens Bureau Local “waarschijnlijk niet mogelijk zou zijn geweest zonder de betrokkenheid van de koeriers zelf, die eigen netwerken en vertrouwen van hun collega’s meebrachten.”
Wat dit betekent voor Thermo-staat
En dan zijn er nog allerlei projecten waarin burgers hielpen met het verzamelen van data, zoals het Duitse project Wem gehört die Stadt? (over vastgoedeigenaarschap) en Curieuze Neuzen in de tuin (over hitte/droogte in Vlaamse tuinen). Uit al die voorbeelden kunnen we lessen trekken over hoe we het journalistieke proces kunnen openbreken voor burgerwetenschappers. Inspirerend vonden we bijvoorbeeld dat in Trees en Is Work Working? het publiek betrokken werd bij redactionele keuzes. Daarmee kreeg het publiek eigenaarschap over het journalistieke proces in handen. In Harlem Heat en Curieuze Neuzen in de tuin zagen we dat de burgerwetenschappers praktische oplossingen voor hun problemen aangereikt kregen. Dat willen we ook in Thermo-staat faciliteren: wij gaan samen met burgerwetenschappers concrete ontwerpen maken voor hittebestendige oplossingen maken, zoals we eerder bijvoorbeeld in het project MakeHealth hebben gedaan.
Uit Hollandse Luchten – Waag’s eigen burgerwetenschapsproject – weten we dat het belangrijk is dat onderling contact tussen burgerwetenschappers ook gefaciliteerd wordt, zodat er een echte gemeenschap kan ontstaan. Dat zien we in de journalistieke projecten die we hebben onderzocht nog weinig terug. Daarnaast vinden we het interessant om burgerwetenschappers ook te betrekken bij de analyse van hun eigen data, iets waarvan we alleen in Shell Papers van Follow The Money en het OSINT-team van NOS een equivalent zagen. Voor Thermo-staat voorzien we de ontwikkeling van een online communityplatform, waar burgerwetenschappers, wetenschappers en journalisten op gelijkwaardig niveau met elkaar in contact staan. Op dit platform kunnen journalisten van VPRO ook redactionele vragen aan de burgerwetenschappers stellen, wordt content speciaal voor de meetgemeenschap gepubliceerd en wordt burgerwetenschapsdata over hitte realtime ontsloten. In workshops en hackathons geven we samen met burgerwetenschappers betekenis aan die data.
VPRO/HUMAN en Waag zijn zich aan het voorbereiden op een hete zomer, waarin we Thermo-staat kunnen uitvoeren. Wil je daarbij zijn en bijvoorbeeld zelf de hitte in je huis meten of een bijdrage leveren aan journalistieke producties over hittestress? Meld je dan alvast aan als ‘Heethoofd’, door een mail te sturen naar gro.gaaw@taats-omreht.