Scholen die een Fablab hebben presteren beter dan scholen zonder Fablab. In Denemarken. Dat is een van de belangrijkste lessen die ik meeneem van mijn bezoek aan FabLearn in Aarhus afgelopen week.
Leerlingen (11-15 jaar) van scholen die onderdeel zijn van het FabLab@School programma scoren hoger op kennis en gebruik van digitale fabricage, binnen en buiten school, hun kennis van design en ideeën over vraagstukken als hacken, open data en privacy.
Ze geven aan meer kennis te hebben over 3D-printers, lasersnijders, vinylsnijders, (het bouwen van) elektronische apparaten, microcontrollers, programmeerbare robots en zowel blokgebaseerd als tekstgebaseerd programmeren. Ook hebben Fablab-leerlingen ervaring opgedaan met het gebruik van een scala aan digitale fabricage technologieën om aan eigen ideeën te werken en projecten te realiseren.
Vorig jaar schreef ik in mijn blog al over ‘Danish Lessons in Maker Education’ al dat we hier in Nederland veel van de Denen kunnen leren. Met name de schaal en mate van implementatie is indrukwekkend. Inmiddels zijn er 44 scholen die deelnemen aan het programma en dus een Fablab op school hebben en 1.160 getrainde leraren in maker education in o.a. Aarhus, Silkeborg en Vejle. En het doel is om er in 2019 op 61 scholen Fablabs te hebben en 3.050 leraren opgeleid te hebben.
Verder gaven de leerlingen aan het werken met digitale fabricage technologieën erg motiverend te vinden en interessant en nuttig voor hun toekomst. Deze resultaten zijn niet alleen indrukwekkend, maar bekrachtigen ook het gevoel en de positieve energie die ik in Nederland zowel op scholen, in Fablabs, bibliotheken en onze eigen maker education projecten telkens weer tegenkom.
In Nederland zien en voelen wij al jaren dat maker education zowel leerlingen als leraren motiveert. Denemarken bewijst het! En dat is mijns inziens in het licht van de toch wat vreemde combinatie van enerzijds een erg goed presterend onderwijssysteem, maar anderzijds relatief lage scores op motivatie in Nederland, bijzondere en enorm nuttige informatie.
The time for maker education is now.
- 50 jaar nadat Seymour Papert startte met Logo en de inzet van technologie voor exploratie en uitvinding in het onderwijs, komen leertheorieën als ‘progressive education’ en ‘constructionisme’ samen in een nieuwe naam, namelijk ‘21st century skills’. Het verschil met toen is echter de breed gedeelde maatschappelijke opvatting dat er een sterke noodzaak is voor de ontwikkeling van die vaardigheden. Vaardigheden als maken en programmeren.
- De kosten van technologie zijn drastisch minder dan vroeger en daarom is technologie makkelijker en breder beschikbaar.
- Ook zijn er betere tools, die kinderen in staat stellen creatief te zijn met technologie, zoals de Makey Makey, Scratch, Arduino en Fabschoolino.
- En er is in toenemende mate goed onderzoek beschikbaar. Naast 'FabLab@School' in Denemarken is FabLearn van Stanford University een goed voorbeeld. En in Nederland onder meer de TU Delft op het gebied van co-design met kinderen.
Het is tijd dat alle kinderen de kans krijgen kennis te maken met maker education en hun creatieve en technische vaardigheden kunnen ontwikkelen. Technologie bereidt je mogelijkheden uit. Papert: "If you can use technology to make things, you can make a lot more interesting things. And you can learn a lot more by making them."
Maar maken en uitvinden gaat niet alleen om de technologie, het gaat om dingen bedenken en doen die je intrinsiek motiveren, dingen maken waar je om geeft en die bijdragen aan het samen creëren van een betere en mooiere wereld. En kinderen zijn onderdeel van die wereld en zij geven erom. Het is aan ons om ze de kans te bieden en het mogelijk te maken.
Seymour Papert zei het al: "The transformation is in the kids. They are the power that will change schools." En dat is ook de boodschap van de campagnefilm ABC van het Maken die wij vanuit Platform Maker Education in samenwerking met Mediawijzer.net op 16 mei lanceren: Kinderen willen maken in het onderwijs.