Uber protests
Steve Rhodes BY

Werkelijke digitale innovatie vraagt om een paradigmaverschuiving

De deeleconomie heeft een enorme impact op onze steden. Door technologische vernieuwingen zullen ze de komende jaren nog drastischer veranderen. De vraag is: wie beheert de platforms? De Google's en Airbnb's van deze wereld, die niet aansprakelijk zijn en vooral winst willen maken? Of de platformcoöperaties, die focussen op open technologie, de commons en daadwerkelijk delen? Moet ons economisch denken niet volledig op de schop?

Het is bijna een cliché om te stellen dat het internet een tweezijdig zwaard is. Aan de ene kant heeft zo ontzettend veel mogelijk gemaakt: gelijkgestemden, innovators en kleine lokale initiatieven uit de hele wereld kunnen contact met elkaar leggen, zich organiseren, samenwerken, kennis en vaardigheden delen en co-creëren. Kennis kan zich vrijelijk verspreiden en iedereen kan meedoen. Door zijn gedistribueerde, horizontale architectuur (vaak peer-to-peer genoemd, van gelijke tot gelijke) kan het internet centraal georganiseerde markten en traditionele hiërarchieën ondermijnen. Hierdoor ontstaat er ruimte voor prachtige initiatieven die democratischer, wederkerig en van onderop georganiseerd zijn.

Helaas zijn er dus ook zwaarwegende nadelen. Het is een handjevol techbedrijven gelukt de open en gedecentraliseerde architectuur van het internet te ondermijnen. Bedrijven zoals Google, Uber, Airbnb en Facebook slaan gegevens en data van intergebruikers centraal op en slaan er munt uit. Met hun gratis diensten weten ze diep in onze levens binnen te dringen, ze schenden onze privacy, nemen het eigendom over van alles wat we met die diensten doen, monitoren ons en trekken onze profielen, overspoelen ons met advertenties en beïnvloeden ons gedrag. Transparantie over hoe die data verzameld wordt en wat er vervolgens mee gebeurt, is er niet. Hun algoritmes bepalen welke informatie ons bereikt en welke niet, en houden ons gevangen in filterbubbels. Door hun diepe zakken hebben ze een enorme voorsprong ten opzichte van de competitie als het gaat om kunstmatige intelligentie en deep learning.

Extractief

Als mensen het over de deeleconomie hebben, denken ze vaak ten onrechte aan bedrijven als Uber en Airbnb. Maar delen is niet bepaald waar hun extractieve verdienmodel om draait. De term platformcorporatie is meer op zijn plaats; deze platforms coördineren de transacties alleen en stellen de voorwaarden. Met hun  financiële overmacht veroveren deze agressieve spelers nieuwe markten en grazen de wereld kaal. Aan negatieve neveneffecten hebben ze geen enkele boodschap.

De platformcoörperatieven zijn de ware representanten van de deeleconomie. Hun bestaan is gebaseerd op wederkerigheid, het collectief waarde creëren en het delen van die waarde met iedereen die heeft bijgedragen. In plaats van te parasiteren op de publieke waarde besloot een groep activisten, onderzoekers en ontwerpers uit Amsterdam, Barcelona, Venetië, New York en Mexico-Stad het alternatieve (coöperatieve) platform FairBnB op te richten. Dit is gebaseerd op transparantie, mede-eigenaarschap en toegevoegde waarde voor de omgeving.

Degenen die betrokken zijn bij platformcoöperaties geven niet om patenten, winsten en marktaandelen, maar om het algemeen belang en om de commons. Alle culturele en natuurlijke hulpbronnen waartoe alle leden van een gemeenschap toegang hebben, kunnen onder de commons worden geschaard. Water, land en grondstoffen, maar ook open kennis, open tools, open technologieën, open cultuur, open infrastructuren en privacy by design. Een goed voorbeeld van deze culturele commons is het gratis besturingssysteem Linux, dat gebruikers in staat stelt zijn code te bekijken, bewerken en eraan bij te dragen. Ook Arduino, het open hardware platform waarmee je slimme en creatieve objecten kunt maken, en burgerwetenschap zijn gebaseerd op de commons. Netwerktechnologieën zijn essentiële infrastructuren. De samenleving en burgers worden er steeds afhankelijker van. Privatisering van water wordt door velen gezien als een no go, waarom zouden we private bedrijven dan wel toestaan om onze internetdiensten, data en algoritmes te beheersen? Zeker nu platformcorporaties de verantwoordelijkheden van onze staat stap voor stap overnemen, waarbij ze steeds meer macht verzamelen en tegelijkertijd onze media, soevereiniteit en politieke systemen uithollen.

Het is opmerkelijk dat de meeste overheden, stadsbesturen en instituten ervoor kiezen met platformcorporaties te werken en niet met coöperaties. De Nederlandse Consumentenbond promoot bijvoorbeeld het online platform Next Door, waar grote investeerders uit Silicon Valley achter zitten en niet het lokale alternatief GebiedOnline, een coöperatie die burgers in staat stelt de leefbaarheid van hun straat, buurt en stad te verbeteren. Waarom?

De vers verkozen Franse president Macron opende onlangs trots een ruimte voor meer dan duizend startups: Station F. Met deze ‘grootste techbroedmachine van de wereld’ wil Parijs de competitie aangaan met Silicon Valley. Maar welke bedrijven nemen plaats in de strategic board? Facebook en Amazon. Station F is een exacte kopie van Silicon Valley. Een gigantische kweekvijver van Europees talent dat kan worden uitgemolken door techbedrijven. Is dat alles wat Europa te bieden heeft? Als we echt willen innoveren, moeten we investeren in nieuwe open, eerlijke en inclusieve waardecreatie en strategieën. We moeten ervoor zorgen dat innovaties en nieuwe technologieën steden en gemeenschappen laten profiteren en floreren in plaats van eronder gebukt te gaan. Het is een van de grootste uitdagingen van deze tijd. Er zijn twee handelsperspectieven.

Het eerste is: breek de macht van de grote platformcoöperaties en open de black box.

Techbedrijven zijn niet alleen alomtegenwoordig op het internet, ze geven ook vorm aan de richting waarin onze samenleving en steden zich ontwikkelen. Voor het reguleren van industrieën of de dienstverlening aan burgers vertrouwen overheden steeds meer op technologie. Het is van groot belang dat we ons bewust zijn van de keuzen en vooronderstellingen van de ontwerpers, ingenieurs en software-ontwikkelaars die de code schrijven voor al die technologie die onze levens binnendringt en vormgeeft. Data en algoritmen zijn niet neutraal, niet objectief. Als deze geheim zijn, is het onmogelijk te achterhalen en controleren wat de redenering achter die algoritmes en instructies is, de als-dan-structuur. Als dat niet openbaar is, hoe kunnen we ze dan controleren of beïnvloeden? Hoe kunnen we onze overheden of de private bedrijven die in toenemende mate semi-overheidsfuncties overnemen, tot de orde roepen?

Wat zijn bijvoorbeeld de morele overwegingen achter de zelfrijdende auto? Wat zijn de instructies als een botsing met een voetganger dreigt: gaat het welzijn van de bestuurder boven dat van de voetganger? En maakt het wat uit om wat voor voetganger het gaat? Willen we onze steden echt aanpassen aan de behoeften van algoritmen die aansprakelijk noch openbaar, of blijven we investeren in fietsers en openbaar vervoer? Als samenleving moeten we dit soort dilemma's kunnen beïnvloeden. We kunnen deze extreem machtige, winstgedreven bedrijven niet laten beslissen hoe onze toekomst en ons beschavingsniveau eruit gaan zien. Wij moeten het heft weer in eigen hand nemen, voor het te laat is en de platformcorporaties niet meer te stoppen zijn en 'too big to undo' worden. We moeten de black box openbreken en alleen nog met open data, open algoritmen en open soft- en hardware gaan werken.

Met de bestaande wetten en regulering, bijvoorbeeld mededingingswetten, moeten regeringen de macht van de grote techbedrijven breken. In de EU heeft de zoekmachine van Google een marktaandeel van 90 procent. De mededingingsautoriteit van de EU heeft Google al beboet wegens het misbruiken van zijn dominante positie bij de zoekresultaten van Google Shops. Een algoritmenautoriteit zou de macht van de Airbnb's, Uber's en anderen kunnen verminderen, hun gedrag kunnen monitoren en toegang krijgen tot de black box. Open-source en open data moeten de nieuwe standaard worden, altijd en voor iedereen. Geen patenten op kennis!

Dat brengt ons bij het tweede handelsperspectief: versterk de invloed en het volume van digital social innovation en platformcoöperaties.

Het is onmogelijk om de invloed van de grote aanbieders te breken als er geen op eerlijke en democratische principes gestoelde alternatieven zijn. Het goeie is, ze bestaan wel degelijk, zoals DuckDuckGo, de zoekmachine die je surfgedrag niet volgt en niet doet aan filterbubbels of gepersonaliseerde zoekgegevens, Signal als tegenhanger van Whatsapp en Brave als alternatief voor Safari. Deze diensten zijn even gebruikersvriendelijk, zonder alle nadelen. Om echt een vuist te kunnen maken, is er wel massa nodig; mensen moeten die diensten dus wel gaan gebruiken. 

Digitale technologieën kunnen het privéleven van de gebruikers verrijken, maar ze kunnen ook heel nuttig zijn om sociale problemen aan te pakken. Het doel van 'digital social innovation’ is dat technologie sociale waarde toevoegt in plaats van deze te onttrekken, oplossingen van onderop levert die gebaseerd zijn op participatie, samenwerking, decentralisatie, openheid en multidisciplinariteit. Een groot deel van de financieringen gaat nu naar startups die ervan dromen in de voetstappen van mensen als Mark Zuckerberg te treden. We moeten er juist voor zorgen dat geld dat bedoeld is voor digitale innovatie – of dat nu op EU-, nationaal, regionaal of stadsniveau is – de actoren en gebieden bereikt met de meeste potentie voor maatschappelijke voordelen.

Overheden kunnen zelf een belangrijke drijvende kracht zijn. De stad Barcelona heeft bijvoorbeeld een stappenplan ontwikkeld om haar burgers technologisch soeverein te maken. Het wil een meer pluralistische digitale economie promoten en een nieuw model ontwikkelen voor een stedelijke innovatie die is gebaseerd op transformatie en digitale innovatie van de publieke sector, de betrokkenheid van bedrijven, regeringen, de academische wereld, organisaties, gemeenschappen en bewoners, met een publiek en door burgers gedragen leiderschap. Onderdeel van dit plan is een technologische gebruikscode, criteria die Barcelona helpen kiezen voor open technologieën met doelstellingen voor open source, open standaarden, veiligheid en transparantie. In Amsterdam werkte Waag samen met de Amsterdam Economic Board om een Code for Responsible Cities te ontwikkelen, gebaseerd op privacy, soevereiniteit en aansprakelijkheid. Met wemakethe.city omarmt de stad Amsterdam een inclusieve benadering van innovatie, waarbij stadsmakers en commons-initiatieven actief worden benaderd. 

Dergelijke plannen stemmen optimistisch. Dit is het 21-eeuwse economische beleid dat we nodig hebben. We moeten onderkennen dat aan al onze huidige problemen een economisch model ten grondslag ligt dat zijn beste tijd heeft gehad. Onder invloed van het extractieve 20e eeuwse denken wordt zelfs een radicaal en verrijkend fenomeen als het internet geperverteerd tot platforms als Amazon, Facebook en consorten. Naast het breken van de macht van dit soort bedrijven en het versterken van de positie van digital social innovation kunnen (en moeten) we nog een stap verder gaan en het economische paradigma veranderen.

Alleen, hoe moet zo'n nieuw economisch model eruitzien? Regeneratief econoom Kate Raworth heeft dat heel mooi voor ons uitgedacht. Volgens haar moeten de commons en de ecologische en sociale grenzen een cruciale rol spelen. In de huidige economische modellen worden de commons als externaliteiten gezien, en daarmee irrelevant voor de analyse. Een vergissing: hulpbronnen en kennis (de commons) zijn 'must-haves', geen 'nice to haves'.

Raworth doopte haar blauwdruk voor de 21e eeuw de donuteconomie. Die is gebaseerd op het idee dat ons doel moet zijn: tegemoetkomen aan de behoeften van iedereen binnen de middelen van de planeet. Haar economische model kan worden uitgelegd aan de hand van een donut: de planetaire grenzen vormen de buitenste korst die we niet moeten overschrijden als we de ecosystemen van de Aarde veilig willen stellen. De binnenste korst staat voor een sociale grens waar we niet onder moeten gaan zitten als we willen dat iedereen is voorzien in de basisbehoeften (onder andere voedsel, een huis en gezondheidszorg, maar ook bijvoorbeeld politieke inspraak). In een economie met een distributief ontwerp zou niet alleen het inkomen, maar alle welvaartsbronnen die we onder de term commons kunnen scharen op een eerlijke manier verdeeld moeten worden. Denk aan bezit van land en hulpbronnen, geldcreatie, businessmodellen (coöperaties en bedrijven in eigendom van zijn werknemers), maar ook kennis (open source of creative commons) en technologie. 

Het belang van haar theorie is dat ze erin slaagt alle mondiale uitdagingen waarvoor we staan in een helder diagram te vangen dat oog heeft voor alle 21e-eeuwse complexiteiten. Als we binnen de rechtvaardige en veilige ruimte van de donut blijven, kunnen we de problemen rond ongelijkheid, milieu en het financiële systeem aanpakken. Met de donut als ons nieuwe paradigma worden de transities die we moeten maken een stuk helderder. We moeten niet méér ecologische grondstoffen en diensten gebruiken dan de natuur kan regenereren: er is geen Planeet B. Daarom zou de economie circulair moeten zijn, in balans met de cyclische processen van het leven. Dit geldt ook voor onze economische modellen en theorieën, die volgens haar dynamisch en evoluerend zouden moeten zijn. Ze plaatst de commons in het hart van haar economische denken.

We moeten voorkomen dat digitale innovatie wordt gekaapt door het grootbedrijf. Anders zal innovatie worden bepaald door extractieve techbedrijven en worden tegengehouden door mechanismen van surveillance capitalism. Daarom is het zo belangrijk om het macro-economische denken van vorige eeuw aan de wilgen te hangen. We kunnen de sociale, milieu- en financiële problemen van deze tijd niet oplossen zonder de systemen die ze veroorzaakt hebben te veranderen. Het is tijd voor een 21e eeuws economisch narratief waarmee we sociale rechtvaardigheid en ecologische integriteit. Europa moet kiezen voor daadwerkelijke economische innovatie en de commons omarmen als vitaal component daarvan.

Dit is een uitgewerkte versie van de presentatie die Marleen Stikker van Waag gaf tijdens New technologies and digitalisation: opportunities and challenges for Social Economy and Social Enterprise, een gezamenlijke workshop van de Europese Commissie en het European Economic and Social Committee die plaatsvond op 12 mei.

Dit artikel is tot stand gekomen onder redactie van Wendy Koops.

Metadata

Gepubliceerd

Auteur

projecten

EU official flag

DSI4EU, formally known as DSISCALE, is supported by the European Union and funded under the Horizon 2020 Programme, grant agreement no. 780473.

EU official flag

The Digital Social Innovation project is funded by the European Commission Directorate General for Communications Networks, Content & Technology under Contract No. 30-CE-0531673/00-86.