Door Mirte Twaalfhoven
De energietransitie is een van de grootste uitdagingen waar we als maatschappij mee te maken hebben. Welke rol speelt technologie in de transitie en welke maatschappelijke vraagstukken brengt die technologie met zich mee? Vanuit de gedragswetenschappen komt steeds meer aan het licht dat technologische innovatie sociale innovatie voorbij streeft. Gedrag manifesteert zich op manieren die nog niet altijd aansluiten bij het beoogde doel.
Positive Energy Districts
‘Een reductie van 50 procent van de CO2-uitstoot in 2030’, luidt het streven van de Gemeente Amsterdam. Om dit te realiseren zijn er zowel op bestuurlijk- als individueel niveau nog een hoop slagen te maken. Een zo’n slag kan verwacht worden van het project Atelier, een samenwerking van verschillende Europese steden waarin gestreefd wordt naar het ontwikkelen van Positive Energy Districts (PEDs). Een PED bestaat uit een netwerk van duurzame, energie producerende woningen en lokale ondernemers die niet alleen energie voor eigen gebruik opwekken, maar daarnaast ook nog de overige netto opbrengst via ‘slimme’ energienetwerken kunnen opslaan en distribueren naar andere gebieden. Amsterdams eerste PED zal verrijzen in het ontwikkelgebied Buiksloterham in stadsdeel Noord. Dit gebied moet een voorbeeld worden voor de rest van de stad. Over nog eens 20 jaar spreken we misschien wel over Amsterdam als Positive Energy City.
In Atelier worden innovatieve technische oplossingen op gebied van duurzaam bouwen en leven geïntegreerd in de ontwikkeling van onder andere twee nieuwe woningcomplexen. Daarnaast wordt er gekeken naar de implementatie en werking van een energy grid als ‘slim energienetwerk’, dat met verhandelbare, zelf opgewekte groene energie de bewoners actieve deelnemers maakt van het transformerende energiesysteem. Samen met de al lopende initiatieven in Buiksloterham wordt zo gestreefd naar een ‘slimme’ koolstofvrije gemeenschap.
De uitrol van deze bouwkundige innovaties enerzijds en het slimme energienetwerk anderzijds vraagt om nieuwe vormen van omgang met energie. Wat is er nodig om die stap te maken? Zijn we daar klaar voor? En welke uitdagingen brengt dit met zich mee?
Rebound-effect
De implementatie van deze innovaties - denk aan warmtepompen, compostvermalers en het hergebruiken van douchewater - zijn er op gestoeld om een energiezuinige levensstijl te stimuleren, met als uiteindelijk doel een reductie in CO2-uitstoot. Maar in hoeverre hebben deze innovaties echt effect op onze levensstijl en onze consumptiepatronen? Al eerder belichtte Waag de valkuil om aan te nemen dat efficiënte technologie daadwerkelijk gelijk staat aan een vermindering van verbruik en impact op het milieu. Dit zogenaamde rebound effect kan zich bij energietoepassingen op verschillende manieren manifesteren. Ten eerste zorgt hogere efficiëntie voor lagere kosten in het gebruik. Het geld dat hiermee wordt uitgespaard gaat vaak toch weer op aan milieubelastende activiteiten.
Ook toegenomen toegang tot een consumptiegoed kan tot ‘rebound’ leiden. Zo kan een ‘mobiliteitshub’ voor deelauto’s juist meer autogebruik stimuleren (direct rebound) en kan de opbrengst aan bespaarde energiekosten zomaar ingezet worden voor een vliegreisje naar Parijs (indirect rebound). Daarnaast wekt efficiëntie niet alleen op individueel niveau ander of meer verbruik op; ook op macroniveau kan er door besparing een stijging in productie ontstaan. Kortom, steeds meer onderzoek wijst uit dat een groot deel van de besparingen die we bereiken teniet wordt gedaan omdat gedrag zich aanpast aan de omstandigheden. En dat terwijl er tegelijkertijd van alles wordt geprobeerd om grip te krijgen op manieren om duurzamer gedrag te sturen; denk aan nudging, gamification en actieve feedback.
Technologische beloftes en valkuilen
Data worden op allerlei manieren ingezet om ons inzicht en sturing te geven in ons doen en laten. Slimme meters zijn in het leven geroepen vanuit de gedachte dat feedback bijdraagt aan het actief aanpassen van gedrag. Dit lijkt in sommige gevallen succesvol te werken; inzicht in verbruik maakt men bewuster en een vergelijking van hoe je het doet ten opzichte van je buurtbewoners werkt motiverend. Maar slimme meters maken straks deel uit van ‘smart homes’, uitgerust met allerlei meet- en regelsystemen die in staat zijn zelfstandig het klimaat in woon- en werkruimtes te reguleren. Dit neemt alle verantwoordelijkheid juist weer weg bij de gebruiker. Deze efficiencywinst creëert ruimte in kosten en tijd. Die ruimte, zo weten we inmiddels, vullen we weer op met andere behoeftes. Welke vragen moeten we onszelf daarom stellen? Hoe kijken we voorbij de contextloze feedback die slimme meters ons over ons energiegebruik geven en hoe krijgen we een realistisch beeld van ons energiegedrag, onze consumptiepatronen en daarmee onze impact op het klimaat?
De sociale- en gedragscomponent van een effectieve energietransitie wordt bij de uitrol van technologische beloftes vaak onderschat. Onder het begrip sociale innovatie valt onder andere het aanleren van sociaal gedrag dat bijdraagt aan het terugbrengen van onze carbon footprint, het stimuleren van eigenaarschap, en het creëren van aandacht voor een schoon milieu en welzijn in de directe omgeving. Sociale innovatie vraagt om het uitdagen van de sociale norm.
Van efficiency naar decency
Hoe we van ‘efficiency naar decency’ komen, onderzocht Beatriz Pineda Revilla van de HvA, in drie Amsterdamse communities. De belangrijkste conclusie uit haar onderzoek was dat energiedata een toegevoegde waarde kunnen hebben in het stimuleren van de dialoog over energiegebruik, maar dat inzicht in data op zichzelf weinig invloed heeft op het gedrag en het aanpassen van onze levensstijl. Hierbij belichtte ze ook het belang van de lokale context en de kracht van het bespreekbaar maken van energieconsumptie, juist in al bestaande gemeenschappen. Niet alleen vanwege het feit dat binnen verschillende communities verschillende motieven voor energiebesparing kunnen bestaan, maar ook omdat binnen deze bestaande sociale kringen de kracht van de sociale norm als aanjager van gedragsverandering het grootst is.
Energiegedrag in energienetwerken
Een van de bestaande initiatieven in Buiksloterham die energiegedrag bespreekbaar moet maken in de gemeenschap is Schoonschip, een recent in gebruik genomen ‘buurt’ van 35 energie-positieve woonboten. Zij zullen binnen Atelier betrokken zijn om de nieuwe bewoners te inspireren met hun ervaringen. Daarnaast pionieren deze schoonschippers al met een soortgelijk ‘slim energienetwerk’. Tara Karpinski (RAAK-onderzoek Design Thinking for the Circular Economy) deed onderzoek naar de voorwaarden waar zulke lokale platformen voor energie-uitwisseling aan moeten voldoen.
Volgens haar brengen dit soort deelsystemen en de nieuwe rol van de bewoner als ‘prosumer’ (producer and consumer) namelijk weer een hoop andere uitdagingen met zich mee als het gaat om gedragsbeïnvloeding. In dit geval kunnen de data verzameld door de slimme meters namelijk niet alleen teruggekoppeld worden aan de individuele bewoners: zodra je deel uitmaakt van een energienetwerk is jouw data ook inzichtelijk voor de andere gebruikers. Je kunt daardoor direct aangesproken worden op je gedrag. Met als gevolg dat de community een standaard zou kunnen ontwikkelen voor welk gedrag wenselijk is en wat niet. Het wordt dan misschien zelfs mogelijk om de sociale norm te implementeren in het netwerk. Denk bijvoorbeeld aan restricties op hoe lang je onder de douche mag staan. De grote vraag is welke vormen dit kan aannemen, of dit voorbij gaat aan effectieve sociale controle en hoe het rebound effect optreedt of juist vermeden wordt door de oplegging van zulke restricties.
'Een groot deel van de besparingen die we bereiken wordt teniet gedaan omdat gedrag zich aanpast aan de omstandigheden.'
Schoonschip-bewoner Bart Mol gaf desgevraagd aan dat de bewoners vooral volgens het principe ‘leven en laten leven’ met elkaar samenwonen. Bewoners corrigeren elkaars gedrag niet wanneer dit eventueel duurzamer kan zijn. Wel wordt het positief uitdragen van duurzame kennis belangrijk gevonden. Dit gaat via nieuwsbrieven en Whatsapp-groepen binnen Schoonschip. Zo gaf Bart het voorbeeld dat de werkgroep ‘Buitenverlichting’ de gemeenschap had geattendeerd op een type buitenverlichting dat vriendelijker is voor vleermuizen en vogels. Als dit advies echter door sommige Schoonschippers niet wordt opgevolgd leidt dit niet tot berispingen. Het draait enkel om kennisgeving en duurzame inspiratie.
Energiepositieve wijken als PEDs zijn een belangrijk onderdeel van de energietransitie. Het rebound-effect van de technieken die gebruikt worden voor het bereiken van een energieneutrale samenleving, wordt echter vaak onderschat. Zo wordt er vermoed dat gebruikers een surplus aan stroom gaan gebruiken in daluren om te voorkomen dat ze stroom gebruiken tijdens piekuren. Tegelijkertijd is het mogelijk dat slimme microgrids het energiegedrag van bewoners dusdanig sturen en inperken dat het rebound-effect minder kans krijgt. In de komende jaren zullen we binnen het project Atelier nauw samenwerken met de toekomstige bewoners van deze groene complexen, met deze kennis in ons achterhoofd, om zo te onderzoeken welke uitdagingen het wonen in deze ‘slimme’ omgevingen met zich meebrengt.
Met medewerking van Anna-Carolina Zuiderduin en Socrates Schouten.