HMC Summerschool in de Waag
Waag BY-NC-SA

Leren maken = opwinding + frustratie

De lasercutter bromt, de 3D-printer zingt, de soldeerbouten tikken en de muizen klikken. De geuren van verbrand kunststof, hout en leer wisselen elkaar af en de werkbladen liggen vol met materialen, gereedschappen en laptops. Docenten rennen rond met usb-sticks en prototypes en instructeur Anthony deelt mokken te sterke koffie uit. Het is een prettige chaos in het Fablab Amsterdam op de vierde en laatste dag van de HMC Summerschool. Ruim 20 docenten van het Hout en Meubileringscollege (HMC) experimenteren met digitale maaktechnieken, zoals 3D-printen, lasersnijden, robotica en programmeren. Voor de start van het nieuwe collegejaar zetten zij hun pet van leraar even af om zelf maakonderwijs te ervaren.

Maakonderwijs is leren door te maken. Het richt zich op creativiteit, technische geletterdheid, leren ontwerpen, het maakproces, kennisconstructie en zelf proberen, vallen en opstaan. Het gebruik van nieuwe technologieën binnen een Fablab of Makerspace staat vaak voorop. Docent Elwin legt uit dat de combinatie van nieuwe maaktechnieken, “die eigenlijk niet zo nieuw zijn”, en het leerlinggericht werken maakonderwijs interessant maken. “Voor mij is het van belang dat zowel de docent als de leerling meer ruimte krijgt om vakoverstijgend met zijn onderwijs bezig te zijn.” Het proces is interessanter dan het einddoel. “Het product mag ook mislukken, dat kan ook goed zijn voor het leerproces.”

Uitdaging
De vrije opdracht ‘Maak iets wat je altijd al hebt willen maken’ moet de docenten uitdagen om aan hun maker skills te werken. Een groot deel van de docenten heeft al ervaring met 2D of 3D ontwerpsoftware of één van de maaktechnieken. Zoals Bouke: “Het printklaar maken van het 3D-model is een kunstje en niet zo interessant. Het gaat meer om het leren vormgeven.” Anderen ervaren de benodigde digitale vaardigheden als een drempel. “Ik kan niet in een dag Illustrator leren”, stelt Lucia vast. Sandra is al bekend met ontwerpsoftware en de lasercutter. Ze experimenteert voor het eerst met de 3D-printer, “Het is veel toegankelijker dan ik had verwacht!”. Maar ze geeft wel aan dat het belangrijk is om eerst de ontwerpsoftware “in de vingers te krijgen”.

Van de vijf gevormde teams werken er vier teams de gehele dag intensief samen. Zes docenten kiezen voor een individuele leerweg. De productideeën variëren van een kroonluchter, grenzeloze architectuur, een concentratieplek - “Oh, een vooskoepel!” -, tot een scharnier of eend. “Iedereen is iets aan het maken binnen het thema ‘eend’. Alleen Claudi vindt het belangrijk hoe alles bij elkaar komt.” legt Bouke uit. Claudi programmeert de beweging van de eend met geluid- en lichteffecten op de Arduino. “De eerste twee dagen was ik de wanhoop nabij... en daarna: yes ik snap het! Ik weet nu hoe ik dat programmaatje met die 20 regels kan manipuleren.” Vooraf dacht Claudi: “Wat moet ik met elektronica. Eigenlijk best gek, want het zit bijna overal in.”

Digibeet
Martin noemt zichzelf een digibeet: “Ik kan niks met computers.” Hij heeft zichzelf een opdracht gesteld way out of his comfort zone: “electrotechniek en dingen op een Arduino monteren.” Hij ervaart “meer error dan trial”, maar hij is zeker van plan door te gaan met zijn persoonlijke ontdekkingstocht. Het proces is erg confronterend voor hem, “Ik worstel al 4 dagen met een Arduino, waar een kind van 8 zijn hand niet voor om draait. Één dag had ik een succesmoment, de lampjes gingen branden....” Maar de uitkomst is voor hem niet belangrijk, “Ik laat me vooral inspireren.” Hij vindt het onderzoeken van zijn rol als docent belangrijker. Hij ziet zichzelf meer als coach en gaat met zijn leerlingen in dialoog. “Ik wijs hen liever niet op ‘fouten’, maar op andere mogelijkheden.”

Docenten Lucia en Jasper zien het Fablab zelf als inspiratiebron om het studiecentrum van HMC Amsterdam en de door nieuwbouw vrijgekomen ruimte op HMC Rotterdam vorm te geven. Jasper ziet een professionele speeltuin voor zich “voor leerlingen die meer willen”. In dit lab vullen oude en nieuwe maaktechnieken elkaar aan, “om het ambacht sexy te maken”. Voorop lopen is volgens Jasper onmogelijk, “maar een reputatie kun je wel veranderen - die gasten die van het HMC komen kunnen allebei, respect!”. Jasper vindt het vooral belangrijk om efficiënt en veilig te werken, “Niet zo’n Amsterdamse oplossing”. Dit model vindt hij te belastend voor de instructeurs. “Ze zijn continue bezig met damage control.”

Sandra verzucht tijdens het wachten op een machine en ondersteuning van Anthony: “Ik weet nu precies hoe een leerling zich voelt. Frustratie van het wachten en het proces. Dat was ik eigenlijk vergeten.” De docenten maken professioneel ogende halffabrikaten en prototypen, maar niet zonder slag of stoot. Maakonderwijs blijkt een harde leerschool met een confronterend leerproces. De docenten ervaren zowel frustratie als opwinding. “Dit is heel anders dan hoe wij te werk gaan”, legt Bouke uit. In plaats van leerlingen stapsgewijs de basis bijbrengen en daarna zelf dingen laten ontdekken en bedenken, worden zij nu in alles vrij gelaten. “Hier gaat het om gewoon maar beginnen, daardoor krijg je ook een soort kneuterigheid, hobbyisme, maar dat kan ook weer tot verrassende resultaten leiden.”

Mitch Altman: 'Fail a lot'
De presentaties van werkende prototypes, materiaalonderzoeken, nieuwe softwarevaardigheden, persoonlijke leermomenten en dieptepunten worden even stopgezet voor een dosis inspiratie. Via een Skype verbinding deelt hacker, uitvinder en mentor Mitch Altman zijn ideeën over Maker Education. Hij zwaait enthousiast met een arm vol festivalbandjes en brandt los met aanstekelijke oneliners. “Schools are broken, they are taking the creativity out of children.” Om dichtbij onszelf te blijven en leren leuk te maken, moet onderwijs zich richten op “hands on, project based and play based research.” Hiervoor hebben we volgens Mitch fysieke plekken nodig: “vibrant educational centres where people can explore what they want to do and choose what they want to learn, using all the possible resources and share them within the community.” Tot slot predikt Mitch zijn ‘failosophy’: “To do anything cool, fail a lot. Failing is part of learning and science is all about failing. Testing hypotheses through experiments and making new hypotheses.”

Wat gebeurt er als maakonderwijs in het onderwijscurriculum wordt opgenomen? Worden in alle scholen uniforme ‘makerspaces’ of ‘fablabs’ ingericht als startschot? Gaan leraren aan de slag met kant-en-klaar lesmateriaal bestaande uit stap-voor-stap tutorials die een blinkend eindproduct garanderen? Ik hoop van niet. De theoretische basis waar het maakonderwijs van uit gaat is het constructionisme van Seymour Papert: “Construction that takes place ‘in the head’ often happens especially felicitously when it is supported by construction of a more public sort “in the world” – a sand castle or a cake, a Lego house or a corporation, a computer program, a poem, or a theory of the universe.” (Papert, 1980, p. 142). In een constructionistische leeromgeving is er zelden een vast curriculum. Leerlingen maken gebruik van technologie om hun project vorm te geven en docenten fungeren als begeleider van het proces en ontwerper van uitdagende taken. Een slimme zet van Waag om bij de docenten te beginnen.

Teachers making HMC