European App Economy
ACT 4 Apps BY

Open en gedistribueerde innovatie

BrabantKennis is gestart met een blogreeks over ‘Slim Brabant’. Een aantal experts uit het veld voeden met deze reeks de discussie over de impact van digitale technologieën voor de (Brabantse) economie en samenleving. Mijn bijdrage is de eerste in de reeks, met een viertal adviezen:

Advies 1: zet in op peer-to-peer technologie

Bij het ontwerp voor het internet heeft men gekozen voor een gedistribueerde architectuur. Dat betekent dat elke node gelijkgeschakeld is aan elke andere node, zonder tussenkomst van een centrale. Een dergelijk netwerk heet ook wel peer-to-peer (p2p): van gelijke tot gelijke. In peer-to-peer netwerken is sprake van een wederkerige relatie. De open standaarden van het internet zorgen ervoor dat iedereen er een stuk aan kan knopen, zonder daar permissie voor te vragen. Iedereen heeft toegang tot dezelfde capaciteiten van het netwerk. Het gedistribueerde, horizontale karakter van het internet is de bepalende factor voor haar disruptieve effect. Het ondermijnt hiërarchische modellen, verticale gezagsmodellen en biedt kansen aan nieuwkomers om in korte tijd oude bedrijfsmodellen ondersteboven te gooien. Dat leidt tot een permanent gevecht tussen oude en nieuwe machten. Om het internet open te houden voor nieuwe toetreders en iedereen dezelfde kansen te geven, is netneutraliteit cruciaal. Netneutraliteit staat overigens onder druk en moet telkens politiek verdedigd en bevochten worden. Het open delen van infrastructuur en van kennis is de échte bron van innovatie en transformatie.

Dit open of ‘gedistribueerde’ internet is de basis voor digitale sociale innovatie. Het biedt mensen veel kansen om samen waarde te creëren, door zelforganisatie én het delen en produceren van kennis en goederen. Niet als autarkische op zichzelf teruggetrokken eenheden, maar als genetwerkte initiatieven die in contact staan met gelijken in de hele wereld. Door de internationale samenwerking zijn de digitale gereedschappen zeer geavanceerd en ontstaan er duurzame en schaalbare economische modellen. De P2P Foundation houdt al deze ontwikkelingen bij op hun blog. Zeer aan te bevelen.

Het begrip deeleconomie duikt vaak op in deze context. Maar pas op, het is een verraderlijke term. Deeleconomie wordt ook gebruikt om bedrijven als Facebook, Google, Airbnb en Uber te beschrijven. Deze bedrijven hebben een fundamenteel ander waardemodel, waardoor de term platform kapitalisme meer geschikt is. Daarbij wordt de data van gebruikers van het internet centraal opgeslagen en geëxploiteerd. Bij bedrijven als Google is geen sprake van een wederkerige relatie, zoals bij een peer-to-peer relatie wél het geval is. Om goed te kunnen beoordelen of een nieuwe dienst werkelijk sociaal en wederkerig is, moet je het businessmodel analyseren: Wie is de eigenaar? Is de technologie open of gesloten? Wat is het beleid rond data? Is de productieketen fair? Je moet de drijfveren en waarden van bedrijven bevragen.

Voor duurzame economische transformatie is het beter om shareholder value gedreven bedrijven te mijden en in te zetten op social value gedreven organisaties. Daarmee benut je maximaal de kracht van de eigen regio en belandt de waarde ook bij ondernemers, burgers en initiatieven in de regio. Zorg bij het maken van beleid en het ontwikkelen van innovatie-instrumenten dat je niet alleen met grote bedrijven en kennisinstellingen aan tafel zit. Brabant heeft een slimme burgerij en een sterke creatieve industrie die actief betrokken willen worden. Die kunnen alleen meedoen aan open platformen, waar iedereen gelijkwaardig aan kan deelnemen.

Naast economische ontwikkeling heeft digitale sociale innovatie ook de potentie om technologische geletterdheid te vergroten. Het project Smart Citizen Kit is daar een mooi voorbeeld van. Het stelt mensen in staat zelf omgevingsvariabelen te meten en informatie te delen. Dit leidt tot data en dashboards die ook voor beleidsmakers en wetenschappers interessant zijn. Bovendien speelt het een rol in de bewustwording en kennis over meten. Door zelf betrokken te zijn bij het genereren van data en door gebruik te maken van open hardware en open source, begrijpen mensen dat meten geen objectief proces is. Het inzicht dat data een interpretatie is van de werkelijkheid en dat objectieve data niet bestaan, is van groot belang in een tijdperk waarin alle heil wordt verwacht van big data. Om betekenis te geven aan data, zijn algoritmen nodig die instructies loslaten op data. De uitkomsten voeden weer andere computerprogramma’s en leveren argumentaties op voor beleid. Wat zijn algoritmen? Wie ontwerpt deze instructies en modellen én met welk wereldbeeld? Zijn de berekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) objectief of juist gekleurd door het economische model waar economen in geloven? Naast open data moeten we ook de computermodellen en -algoritmen openen, om zo goed gefundeerd aan besluitvorming en democratie te kunnen deelnemen.

Advies 2: neem ‘open & fair’ op in aanbestedingen

Het credo van de ‘Makers Movement': “If you can’t open it, you don’t own it” (Maker’s Bill of Rights) is een fundamentele stellingname. Producten worden steeds slimmer en wij steeds dommer. We kunnen ze niet eens openen zonder te riskeren dat we ze kapot maken. Zelf repareren is er niet meer bij. Zijn we dan eigenlijk wel eigenaar van die producten? Een mooi voorbeeld is de auto. Tot voor kort konden we die nog zelf repareren. Nou vooruit, misschien niet zelf, maar dan toch wel de buurman of de garage om de hoek. De auto van nu is een rijdende computer die zijn geheimen niet prijsgeeft. Zelfs de lokale garage kan de auto vaak niet repareren, omdat die eerst een licentie voor de software moet aanschaffen. Vanaf 2016 zijn alle auto’s bovendien uitgerust met een zwarte doos, e-call genaamd, die te allen tijde zelfstandig de alarmdiensten kan inschakelen. Europa besluit dat de auto geen privaat bezit meer is. De auto bevat een onderdeel dat je niet kunt openen of verwijderen en dat jou in de gaten houdt. Dat geldt voor veel Smart City oplossingen: je kunt ze niet openen. Voordat overheden dergelijke technologieën in onze samenleving aanbrengen, worden ze onderworpen aan een civiele wasbeurt. Toets nieuwe technologieën op de waarden die je als samenleving verdedigt. Aanbieders zouden beoordeeld moeten worden op vragen als: Is de technologie gebaseerd op open hardware, open source en open data? Is Privacy by Design toegepast? Is gebruikgemaakt van gedistribueerde peer-to-peer modellen? En niet te vergeten: Is de productieketen fair en duurzaam?

De Fair Performance Ladder, die we met Alliander hebben ontwikkeld voor ‘de slimme meter’, is een mooi instrument in wording bij aanbestedingen. Het principe moet zijn dat een overheid alleen investeert in open technologie. Je ziet nu, wanneer gemeenten moeten kiezen tussen twee administratieve systemen, dat er geen sprake is van een open markt (burgemeesters hebben hierover hun zorg uitgesproken tegenover mij). Er zijn slechts twee spelers, óf je neemt deze óf de ander, en daar zit je voor de komende decennia aan vast. Overstappen is moeilijk. We zijn beter af met open technologiesystemen. Daarnaast hoort alle technologie die een overheid aanschaft fair te zijn. We moeten ons realiseren welk mensenleed er schuilgaat achter veel gadgets en technologieën. Denk aan het uitbuiten van kinderen in de mijnen van Congo, het financieren van conflictoorlogen met de opbrengsten en de beroerde arbeidsomstandigheden in China. Om maar niet te spreken van de aanslag die de fabricatie heeft op het milieu en de gigantische berg e-waste die het oplevert. Het is onze opdracht om, net als bij chocolade, naar fair technology te streven.

Advies 3: werk vanuit de quadruple helix, met de burger als volwaardige gesprekspartner

De OESO heeft in een van haar rapporten opgeroepen tot een betere samenwerking tussen overheid, het bedrijfsleven en kennisinstellingen in een zogenaamde triple helix. Sindsdien zijn alle economische advieslichamen gebaseerd op dit samenspel. Politieke bestuurders zitten aan tafel met CEO’s van grote bedrijven en voorzitters van universiteiten, en besluiten gezamenlijk over innovatie. Het probleem is dat de samenleving daarmee volledig buitenspel is gezet. Her en der klinken er geluiden over de ‘quadruple helix’ en dat de burger centraal moet staan, maar over het algemeen zijn dat loze gedachten die niet worden omgezet in een andere structuur. De samenleving moet deelnemen aan het gesprek. Maatschappelijke actoren horen volwaardig aan tafel te zitten en betrokken te zijn bij het beleid en besluitvormingsprocessen. Een ander probleem is dat innovatie niet per se van grote bedrijven en universiteiten afkomstig is. Digitale sociale innovatie komt bijvoorbeeld uit het brede, inventieve ecosysteem van creatievelingen, hackers en sociale ondernemers. Bij de zoektocht naar disruptieve oplossingen, moeten we die innovatiestrategieën misschien een kans geven en opschalen.

Advies 4: word zelf ook smart

Er gaat geen dag voorbij zonder een Smart City initiatief. De Smart City beweging is ervan overtuigd dat technologie de grotestedenproblematiek zal oplossen. Maar technologie is niet neutraal, en moet zelf ook bevraagd worden. Zonder technologische geletterdheid kun je alleen consumeren, niet produceren. Alleen lezen, niet schrijven. Als alle systemen smart zijn en wijzelf ‘dom’, wat zijn we dan opgeschoten? De grote opdracht in deze tijd is om zélf slim en tech-savvy te worden. Dit geldt niet alleen voor de jeugd, maar júíst voor de mensen die nu aan de knoppen zitten en verantwoordelijk zijn voor beleid. Zij zijn verantwoordelijk voor het aankoopbeleid van de overheid en bedrijven. Smart City technologieën introduceren een enorme afhankelijkheid van leveranciers. Zo worstelen ICT-afdelingen met de vendor lock-in bij administratieve systemen. Alleen leveranciers kunnen de software lezen en updaten. Wie heeft straks de sleutel tot de slimme stad in handen? Bestuurders, politici, ICT-afdelingen? Of de aandeelhouders van beursgenoteerde ondernemingen, de bedrijven die hun Smart City software net zo lief aan Korea als aan Nederland verkopen?

De grote vraag is: begrijpen bestuurders en politici wat de consequenties zijn van de slimheid die ze aanbrengen in de publieke ruimte en infrastructuur? Neem de grote belofte van smart lighting, een paradepaardje vanwege het energiebesparende karakter en de positieve bijdrage aan de duurzaamheidsagenda. Bij slimme verlichting gaat het licht pas aan wanneer er iemand langsloopt. Voor sommige mensen geeft dat een gevoel van veiligheid. Anderen vinden het juist akelig: zij zien hun omgeving niet meer, terwijl iemand die zich in het donker schuilhoudt jou wel ziet aankomen. Afhankelijk van de context, is licht het verschil tussen leven of dood. Bij de grens tussen Mexico en Amerika loop je met een spotlight het risico om direct doodgeschoten te worden. Een softwareprogramma waarbij het licht pas aangaat als de bewegingssensor een signaal afgeeft bespaart misschien energie, maar introduceert een ander sociaal maatschappelijk dilemma. Wie is verantwoordelijk voor de regie en ‘dramaturgie’ van deze slimme systemen? Een ander voorbeeld: met de OV-chipkaart kun je alleen voor jezelf betalen, en dus niet meer voor elkaar. Het is een heel asociale kaart. Offeren we efficiëntie op aan gastvrijheid?

Laten we onszelf deze vragen stellen voordat we technologie inzetten in het metabolisme van de stad en zeer zorgvuldig zijn in de afweging welke modellen en algoritmen onze werkelijkheid gaan beïnvloeden. En laten we zorgen dat degenen die nu besluiten nemen over de toekomst van onze steden, écht kennis en begrip hebben over wat technologie inhoudt. Leer wat code is, en hoe normen en waarden daarin besloten liggen. Pas dan kun je er keuzes over maken.

Bovenstaande blog is gebaseerd op de 'Smarttalk' die ik op 28 november 2014 hield tijdens de Trenddag2014 van BrabantKennis.

Metadata

Gepubliceerd

Auteur

projecten

EU official flag

The Digital Social Innovation project is funded by the European Commission Directorate General for Communications Networks, Content & Technology under Contract No. 30-CE-0531673/00-86.

EU official flag

This project has received funding from the Competitiveness and Innovation Framework Programme of the European Commission.

EU official flag

DSI4EU, formally known as DSISCALE, is supported by the European Union and funded under the Horizon 2020 Programme, grant agreement no. 780473.